De gemeente Utrecht heeft met haar ‘versnellingsactie toedeling corporatiewoningen aan statushouders’ niet gediscrimineerd op grond van ras

Gepubliceerd op:

door

Categorie:

,

Tags:

College voor Rechten van de Mens: Oordeelnummer 2022-145
Discriminatiegrond: Ras
Terrein: Sociale bescherming – Overige

ART1MN | Discriminatie.nl Provincie Utrecht ondersteunt burgers die discriminatie of ongelijke behandeling ervaren. Een team van gespecialiseerde klachtbehandelaars biedt een luisterend oor en persoonlijke ondersteuning. Zij adviseren over mogelijke vervolgstappen, bemiddelen met bijvoorbeeld een werkgever en begeleiden bij procedures bij bijvoorbeeld het College voor Rechten van de Mens. In onderstaande casus is onlangs uitspraak gedaan:

Casus

De gemeente Utrecht heeft op 5 juli 2022 het besluit genomen om vanaf 1 augustus 2022 gedurende zes weken statushouders voorrang te geven op vrijkomende huurwoningen in de sociale sector. Hierdoor moeten andere woningzoekenden die op de wachtlijst staan voor zo een woning langer wachten. Het besluit leidt tot klachten en meldingen bij de gemeente, maar ook bij Artikel 1 Midden Nederland en het College voor de Rechten van de Mens. De klagers vinden dat het besluit hen discrimineert op grond van afkomst.

De gemeente wil de klachten serieus nemen en heeft daarom besloten het College te vragen of zij met de ‘versnellingsactie toedeling corporatiewoningen aan statushouders’ (hierna: de versnellingsactie) in strijd met de gelijkebehandelingswetgeving heeft gehandeld.

De gemeente vindt zelf dat daar geen sprake van is: de versnellingsactie gold ten opzichte van (vrijwel) alle andere woningzoekenden, ongeacht hun afkomst. Als het College oordeelt dat wel sprake is van onderscheid, dan vindt de gemeente dat zij daarvoor goede redenen had:

  • De gemeente heeft de wettelijke taak om statushouders te huisvesten en moest daarin
    een achterstand inlopen.
  • De rijksoverheid heeft de gemeenten opgedragen versneld tot huisvesting van statushouders over te gaan vanwege de crisis in de asielketen.
  • De gemeente ziet zichzelf als Mensenrechtenstad en wil een bijdrage leveren aan
    de verlichting van de crisis.

Bovendien heeft de gemeente de versnellingsactie gecombineerd met maatregelen die de woningvoorraad op de middellange termijn zal vergroten. Dit maakt dat de impact van de versnellingsactie op de overige woningzoekenden beperkt is geweest.

Beoordeling

Kan het College het verzoek beoordelen?
Organisaties kunnen het College vragen hun handelen te toetsen. De gemeente wil weten of haar versnellingsactie toelaatbaar is. De maatregel betreft sociale huisvesting en maakt mogelijk onderscheid op grond van afkomst. Deze rechtsvraag valt binnen de reikwijdte van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) en het College kan er dus een oordeel over uitspreken.

Is er sprake van onderscheid?
Het begrip ‘onderscheid op grond van ras’ in de AWGB omvat onder andere onderscheid op grond van afkomst. Het College overweegt dat de versnellingsactie inhoudt dat statushouders voorrang krijgen. Statushouders zullen vooral van niet-Nederlandse afkomst zijn.
Niet-statushouders kunnen zowel van Nederlandse als niet-Nederlandse afkomst zijn, maar in de praktijk valt het niet uit te sluiten dat vooral mensen van Nederlandse afkomst zullen worden benadeeld door de maatregel. Het College komt dan ook tot de conclusie dat sprake is van indirect onderscheid op grond van ras.

Is het onderscheid verboden?
Indirect onderscheid is niet verboden als er sprake is van een objectieve rechtvaardiging. Een objectieve rechtvaardiging houdt in dat er sprake is van een legitiem doel voor het gemaakte onderscheid, en dat het middel dat is gebruikt om dat doel te bereiken passend en noodzakelijk is.

Het College oordeelt dat van zo een objectieve rechtvaardiging sprake is. De gemeente heeft met de versnellingsactie tot doel zijn wettelijke taak uit te voeren en een bijdrage te leveren aan de verlichting van de asielcrisis. Dat is legitiem.

De versnellingsactie is ook passend. De gemeente heeft de maatregel zorgvuldig opgesteld en rekening gehouden met het aantal te huisvesten statushouders en de verwachte vrijkomende woningen. De statushouders konden hierdoor snel worden gehuisvest, en zo snel het doel bereikt was, heeft de gemeente de maatregel beëindigd.

Als laatste is de voorrangsregel noodzakelijk. Er waren voor de gemeente, gelet op de urgentie vanwege de crisis in de asielketen, geen alternatieven waarmee snel in de huisvesting van de statushouders kon worden voorzien. Bovendien heeft de gemeente zich actief ingespannen om andere woningzoekenden tegemoet te komen. Zo bleven noodplaatsingen in de betrokken periode mogelijk en werden urgentieverklaringen, als zij door de gemeente waren afgegeven, automatisch verlengd. Mensen met urgentieverklaringen die niet door de gemeente waren afgegeven, werden gewezen op de mogelijkheid om verlenging aan te vragen. Als laatste heeft de gemeente zich tot doel gesteld in de periode 2022-2025 tijdelijke huurwoningen te realiseren om zo het woningaanbod in de sociale sector te vergroten en heeft zij daartoe ook concrete stappen gezet. Alles bijeengenomen, concludeert het College daarom het door de gemeente ingezette middel noodzakelijk en evenredig is. Dit betekent dat het gemaakte onderscheid niet verboden is.

Oordeel

Gemeente Utrecht heeft met haar versnellingsactie toedeling corporatiewoningen aan statushouders geen verboden onderscheid gemaakt op grond van ras.